Een onderwijsroman die blijft plakken. ‘VIN’ (Ruth Lasters)

Waarover gaat het?

In de literatuur vind je weinig romans die zich in een schools milieu afspelen, afgezien van de vaak populaire thrillers die zich aan bepaalde universiteiten afspelen. Een gelukkige uitzondering is de roman van Ruth Lasters met de uiterst korte titel ‘VIN’. Die staat voor een fictieve school: het Vrij Instituut voor Nijverheid. Het gaat duidelijk om een school met een overtal aan kansarme en allochtone leerlingen en bovendien met zogenaamd harde studierichtingen, die grotendeels bevolkt worden door jongens. De school is het decor voor een verhaallijn die zich afspeelt rond een beginnende lerares Lore Wuytinc, Sergei, de conciërge en Anna, de Armeense poetshulp. Zoals uit de opdracht van het boek blijkt, gaat het om drie sleutelpersonen, die in hun thuis en -schoolmilieu in een persoonlijke crisis verzeilen en daaruit moeten geraken. Het boek heeft een open einde, dat evenwel tussen de regels hoop voor een nieuw begin suggereert.

De scene

Om een realistische onderwijsroman te schrijven, volstaat het wellicht niet om wat research te doen over onderwijsstructuren. Om geloofwaardig over te komen, is ervaring met en in het onderwijs nodig. Dat blijkt uit de biografie van de auteur, die al bijna twintig jaar in de onderwijspraktijk staat en daar ook de functie van coördinator gelijke kansen heeft uitgeoefend. Hoewel het boek niet autobiografisch is, kan je zo merken dat de geschetste situaties in de school realistisch zijn.

Het gaat om een grote school met meer dan duizend leerlingen, die vooral gespecialiseerd is in studierichtingen uit de zogenaamde ‘harde’ sector, zoals elektriciteit, mechanica, sanitaire technieken, bouw en dergelijke. Opgroeiende jongens zijn daardoor met hun stoere gedrag in de meerderheid, al is er als compensatie ook een studierichting voeding-verzorging. Vanwege de achtergrond van de auteur laat het zich raden dat de school bevolkt wordt door een groot aantal leerlingen uit kansarme milieus.

De school wordt levendig beschreven met zijn organisatie, verschillende types van leraar, de werkleider voor de praktijklessen, de directie. Hoe collega André Meyers uiteindelijk in een burn-out belandt, wordt in het boek treffend uitgewerkt. Ook de neerslag van een inspectie, met als advies ‘gunstig met beperktheden’, is levensecht geschetst. In dat kader worden ook de sleutelfiguren uitgewerkt: Lore Wuytack, de beginnende lerares met de originele gecombineerde bevoegdheid voor Engels als master Germaanse talen en die van bachelor biologie. Je ziet hoe de perfectionistische Lore geconfronteerd wordt met de spontane, vaak onbehouwen gedragingen van de jongens in de klas. De vervelende klassituaties zijn vaak hilarisch, maar worden met een milde ironie beschreven. Sergei, de conciërge met Poolse roots, beleeft dan weer zijn eigen problemen thuis en op school. En datzelfde geldt voor de Armeense poetshulp, die ook een hele geschiedenis met zich mee draagt. De drie sleutelpersonen vertellen afwisselend in de ik-vorm hun verhaal over relationele spanningen aan het thuisfront, gerelateerd aan de context van hun werk op school.

In de roman speelt het ‘gunstig advies met beperkingen’ van de inspectie een belangrijke rol. Daartoe moet voor een aangekondigde opvolging materiaal worden verzameld, onder meer in de evaluatie-archieven, opgeslagen in een niet erg comfortabele kelder. Voor de vakgroep Engels moet Lore, in vervanging van een vakgroepvoorzitter met burn-out, een evaluatiedossier voor Engels van jaren terug gaan opdiepen. Ook dat blijkt confronterend te zijn.

Doorheen de verhaallijn van de tegenslagen van de hoofdpersonen wordt de fictieve school op een schitterende wijze erg concreet en herkenbaar beschreven.

Waarom dit boek lezen?

De wijze waarop de auteur het schoolleven beschrijft, is indrukwekkend. De aanloop met de hilarische beschrijving van lokaal D210 (p. 7-10) is een vondst om het boek niet meer weg te leggen. De situaties zijn soms hallucinant, maar toch levensecht. De problematiek van kansarmoede is de paraplu waarin zich de verhaallijn afspeelt. Ook al is het verhaal niet autobiografisch, je kan er niet omheen kijken dat de auteur die problematiek van zeer nabij heeft gekend.

Het boek leest als een trein. Het krioelt van mooie zinnen en een originele woordenschat. De ik-standpunten van respectievelijk de lerares, de conciërge en de poetshulp vullen elkaar aan om de gelijkekansensituatie levendig te maken.

Dat de auteur met een debuutroman en een gedichtenbundel al in de literaire prijzen is gevallen, wordt in deze roman aannemelijk gemaakt. De manier waarop Sergei bijvoorbeeld zijn dyslexie beschrijft, zonder ook maar een keer het woord dyslexie te gebruiken, is meesterlijk (p. 13-15). De dissectie van een rat voor weinig geïnteresseerde leerlingen is een ander meesterstukje (p. 25 en 131). Het opvolgingsbezoek van de inspectie houdt je letterlijk bij de les (p. 212).

De situaties worden levendig beschreven met een licht humoristische ondertoon, die nu en dan wel eens wrang over komt.

Het is misschien een interpretatie, maar het zou wel eens kunnen dat de passage waarbij de lerares over ‘haar jongens’ spreekt, toch een sympathiserend autobiografisch gehalte heeft.

Ruth Lasters, VIN. Kalmthout, Polis, 283 blz. ISBN 9789463104654

Deze blog werd geschreven door Roger Standaert.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *