Waarover gaat het?
Net zoals in Vlaanderen, heeft Nederland een regeling uitgewerkt om kinderen en jongeren met bijzondere noden zoveel mogelijk op te nemen in het regulier onderwijs. Na een periode van voorbereiding en discussie werd de Wet passend onderwijs in 2014 van kracht. De bedoeling was het aantal doorverwijzingen naar het buitengewoon onderwijs te verminderen en een beter onderwijs te bieden aan jongeren met speciale noden, waarvan het aantal op 20 % van een leeftijdsgroep wordt geschat. Ook moest er iets worden gedaan aan het probleem van de ‘thuiszitters’, kinderen waarvoor er geen aangepast aanbod beschikbaar is. Het gaat om leerlingen die meer dan drie maanden (gemeten op een bepaald ogenblik) thuis zitten. In 2017/18 ging het om ongeveer 4.500 leerlingen, die geen gepast onderwijs hadden gevonden. Gezien het ambitieuze opzet voorziet de Wet in een bestendig evaluatieproces tussen 2014 en 2020. Er zijn inmiddels al heel wat voortgangrapportages verschenen.
Er zijn opvallende gelijkenissen met de beweging rond het M-decreet in Vlaanderen. Wellicht is de Vlaamse regeling gedeeltelijk uitgewerkt naar analogie met de Nederlandse initiatieven rond meer inclusie. Het loont daarom de moeite de evolutie in Nederland van dichterbij te volgen.
De organisatie van passend onderwijs
Een belangrijk uitgangspunt van passend onderwijs is de zorgplicht. Die houdt in dat als ouders hun kind (schriftelijk) in een school aanbieden, de school verplicht is dat kind op te nemen, tenzij er zware argumenten zijn die de school kan aanbrengen. De school moet bij niet aanvaarding met de ouders een gesprek voeren en een alternatieve school of voorziening voorstellen. De gelijkenis met het draagkrachtprincipe in Vlaanderen is duidelijk.
Daarnaast is er een coördinerend mechanisme uitgewerkt via 150 samenwerkingsverbanden (SV’s) voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Die SV’s zijn belangrijk omdat de subsidiëring voor de aanpak van passend onderwijs aan de SV’s wordt toegekend. Het is dus het SV dat de gelden over de scholen en de initiatieven verdeelt. Het beheer van die SV’s gebeurt via een participatieve werkwijze waarin ook de ouders sterk zijn vertegenwoordigd. De samenwerkingsverbanden zijn goed vergelijkbaar met de regionale ondersteuningsnetwerken in Vlaanderen.
De samenwerkingsverbanden hebben een grote mate van vrijheid, waardoor er ook landelijk grote verschillen in aanpak zijn. Soms gebeurt het dat er een carroussel van scholen en voorzieningen op gang komt, zodat een kind nergens terecht komt. Ongeveer de helft van de SV’s heeft daarom een arbitrage-instantie ingevoerd, die bekleed wordt met de zogenaamde doorzettingsmacht. In dat geval is er een beslissing die bindend is voor school en ouders. Ondertussen blijkt evenwel dat ouders vaak niet akkoord gaan met die beslissing en dus blijven ‘shoppen’, met thuiszitten als gevolg. Maar ook zonder doorzettingsmacht kunnen ouders en scholen in beroep gaan bij een geschillencommissie.
Voor het beroepsgerichte onderwijs (VMBO en MBO) is er een eigen regeling, maar ook met zorgplicht. Alleen is daar de indeling in samenwerkingsverbanden moeilijk, gezien de grote variatie in aangeboden beroepskwalificaties. Wel wordt ook meer en meer het bestaande Leerweg Ondersteunend Onderwijs (LWOO) geïntegreerd in de samenwerkingsverbanden. (LWOO is extra remediëringsonderwijs dat aan leerlingen in het VMBO kan worden verstrekt, na een bepaalde diagnose).
Door de grote mate van vrijheid in de interventies en afspraken bij de samenwerkingsverbanden ontstaan er ook grote verschillen in werkwijzen. Interventies hebben voornamelijk te maken met bijkomende uren remediëring, ongeveer zoals dat in Vlaanderen is gepland via de regionale ondersteuningsnetwerken.
Ervaringen
Zoals gesteld, is in een uitgebreid evaluatieprogramma voorzien gedurende de periode 2014-2020. Regelmatig verschijnen er dan ook deelstudies en deelrapportages. Uiteindelijk zal dan een synthese komen in 2020, die dan zal aanleiding geven tot een meer definitieve politieke besluitvorming.
Voorlopige resultaten uit die deelrapporten geven bepaalde tendensen aan. Enkele opvallende elementen hieruit.
- Uit vrijwel alle rapporten blijkt dat leraren vinden dat er te weinig middelen zijn om passend onderwijs te doen slagen.
- Scholen en schoolbesturen zijn uiteindelijk de beslissers. De samenwerkingsverbanden zijn netwerken, die geen echte beslissingsmacht hebben. Die beslissingsrelatie is voor discussie vatbaar.
- Er is vaak een spanning tussen de eis van ouders om te kiezen en de voorgestelde oplossingen voor plaatsing van een leerling.
- Ouders schrijven zich vaak in bij verschillende scholen.
- Scholen houden zich vrij goed aan de zorgplicht, al is er een minderheid die strategisch gedrag toont om de zorgplicht te ontlopen.
- Er is vraag naar samenwerking met de jeugdhulp, die in Nederland gedecentraliseerd is naar de gemeenten.
- Voor kinderen met complexe problemen (bijvoorbeeld gedragsproblemen, psychiatrische symptomen, autisme) wordt gezocht naar mogelijkheden voor gesubsidieerd thuisonderwijs, gedeeltelijk thuisonderwijs en privé inbreng van remedial teachers.
Bronnen
- Gheysen, Tine (2019). Het M-decreet. Wat kunnen cijfers ons vertellen? Caleidoscoop, n° 3, 40-46.
- Ledoux, Guuske e.a. (2019). Centrale thema’s in de Evaluatie Passend onderwijs. Amsterdam: Kohnstamm Instituut, 22 blz.
- Onderwijsraad (2018). Passend onderwijs opnieuw onder de aandacht. Den Haag: Onderwijsraad.
- Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) https://www.nro.nl/
- https://www.EvaluatiePassendOnderwijs.nl
Een nummer bestellen of een abonnement nemen?
Lees Impuls. Leiderschap in onderwijs
Je team kunnen begeesteren en engageren, daar draait het vandaag om. Als schoolleider ben je niet alleen leidinggevende. Je bent ook people manager, veranderingsmanager en communicator. Vernieuwing, innovatietrajecten, veranderingsprocessen? Steeds bijleren is de boodschap.
Wil jij je onderwijsvisie verdiepen en in een ruimer kader plaatsen? Je kennis up-to-date houden? Dat kan met Impuls. Leiderschap in onderwijs.
NIEUWSBRIEF
Schrijf je in voor de nieuwsbrief van Impuls. Leiderschap in onderwijs